We maakten deze pijlers voor onze kinderen aanschouwelijker met behulp van een verhaal.
Dit verhaal neemt onze kinderen mee naar het land van ‘De Klimming’.
Hieronder kunnen jullie met ons mee genieten.

Het sprookje van De Klimming

Ergens, hier niet zo ver vandaan, is het land van de Klimming.
Het is een land waar de meest fantastische kinderen wonen, iedereen is er welkom! Je vindt er prachtige planten, bloemen en dieren die zorg dragen voor de kinderen.
Elk jaar, op 1 september komen er heel veel kinderen naar de grote poort van het land van de Klimming. En zo ook dit jaar…
De poort van het land van de Klimming ziet er prachtig uit, elke kind die ervoor staat wil naar binnen.
Ook dit jaar staan er tientallen kinderen voor de poort te wachten tot ze opengaat. Ergens helemaal achteraan staat er een klein jongetje te friemelen aan zijn T-shirt. Dat is Leon.
Leon is net als alle andere kinderen zenuwachtig, maar hij is ook bang. Hij kent niemand in het land van de Klimming.
De poort is reuzegroot en torent boven hem uit. Het is alsof de poort op hem zal vallen wanneer hij naar boven kijkt.

“Hoe lang moeten we nog wachten? Ik wil naar binnen!” schreeuwt een stoer meisje.
“Klop eens op de poort!” gilt een andere jongen.

Net wanneer er een grote jongen naar voren stapt en zijn vuist opheft om op de poort te bonken klinkt er een luide bel.

Net op dat moment begint de poort te kraken… langzaam openen de deuren zich.
De kinderen proberen een glimp op te vangen van binnen. De ene duwt de andere omver waardoor Leon nog banger wordt en begint te snikken.

Alle kinderen stormen naar binnen maar Leon blijft staan. Hij drukt zijn tasje tegen zijn buik. Door zijn tranen ziet hij een meisje op hem af komen. Ze ziet er niet zoals hij uit, ze heeft een velletje alsof ze heel lang in de zon heeft gelegen. Ze heeft heel mooi haar, met allemaal kleine vlechtjes die vastgemaakt zijn met kleurrijke elastiekjes. Ze knielt naast hem neer.

“Hallo, ik ben Adida! Hoe heet jij?” zegt ze. Leon duikt in elkaar en houdt zijn tas voor zijn gezicht.
“Je moet niet bang zijn, hoor. Ik bijt niet”. Het meisje lacht haar tanden bloot. Haar tanden staan een beetje scheef, het is een grappig zicht en Leon moet lachen.
Hij veegt zijn tranen weg met zijn mouw en zegt “Ik ben Leon”.
“Hallo Leon, welkom in het land van de Klimming! Ik zal voor je zorgen, ik zal je helpen zodat je snel je weg vindt in ons land.”

Leon kijkt nog steeds sip. “Ik wil naar huis, ik wil naar mama, ik wil weg!”
Tranen lopen weer over zijn wangen.
Adida legt haar arm om de schouders van Leon. “Ik weet hoe je je voelt, Leon. Toen ik hier acht jaar geleden toekwam voelde ik me net zoals jij.”
“Wat heb jij gedaan om je beter te voelen?” snikt Leon.
“Wel” zegt Adida, “Ik weet hoe ik jou kan helpen. Zie je die grote berg daar in de verte? Daar woont de machtige Tovenaar Lodewijk van het land van de Klimming. Hij weet overal raad op, hij zal jou vast en zeker kunnen helpen! Wat denk je?”

Leon haalt zijn schouders op. “Ik weet het niet.”
“Ik stel voor dat we er gewoon naartoe gaan! Het zal zeker geen gemakkelijke tocht worden maar weet dat we dit samen doen, ik laat je niet in de steek!” zegt Adida vol zelfvertrouwen.
En zo vertrekken Leon en Adida samen op weg naar de machtige tovenaar Lodewijk. Adida is een slimme meid en vertrekt niet onvoorbereid. Ze zorgt voor stevige schoenen en een grote rugzak waar ze eten en drinken instopt.
Ze helpt Leon om zich klaar te maken. Voor ze vertrekken fluistert ze nog iets in Leon’s oor…

Wees niet bang.
Je bent niet alleen.
Samen komen we er wel doorheen.


Na een tijdje stappen komen ze bij twee wegwijzers. Adida leest wat op de wegwijzers staat. Op de linkse wegwijzer staat ‘ makkelijk maar niet voor lang – weg’, op de rechtse wegwijzer staat ‘moeilijke maar boeiende – weg’.

Leon begint meteen in de richting van de linkse wegwijzer te stappen. “Hé!” zegt Adida, “Waar ga je naartoe?”
“Je hebt toch gezegd dat dat de gemakkelijke weg is. En ik wil me zo snel mogelijk goed voelen en liefst het ook niet te moeilijk maken.” zegt Leon.
“Dat begrijp ik,” zegt Adida. “Maar heb je goed geluisterd? De linkse weg is inderdaad de gemakkelijke maar niet voor lang. Wil je dat dan? Wie weet wat staat ons dan te wachten. Ik zou eerder de moeilijke weg nemen. Die wordt boeiend, ben je dan niet nieuwsgierig?”
“Neen, ik ben helemaal niet nieuwsgierig! Ik wil gewoon weg, ik wil naar mijn mama!” Leon begint te stampen met zijn voeten.
Adida neemt hem vast bij zijn arm en trekt hem richting de moeilijke weg. Leon zwiert met zijn armpjes in het rond. “Neeeeeeen, laat me los! Ik wil niet naar daar!”
Plots duiken er twee ogen met een bril, een neus, twee oren en twee hoorntjes door de struiken.

“Hé, wat voor een kabaal hoor ik hier? Ik was net aan het opruimen”
Plots staan de twee kinderen stil en kijken op. Het hoofd richt zich op en torent wel twee meter boven hen uit.

“Oh, Giraf” stammelt Adida. “We… we waren… “
“…aan het ruziemaken?” vult de Giraf aan.
“Eigenlijk wel…” geeft Adida toe.
“Vertel eens, wat was er aan de hand? Waar brandt het?” vraagt de Giraf.
Meteen beginnen Leon en Adida door elkaar te babbelen. Al vlug beginnen ze terug ruzie te maken. Leon snikt er op los en Adida trekt aan zijn arm.

“STOP!” klinkt uit de hoogte. “Genoeg, zo begrijp ik er niets van! Ik heb een idee.”
De Giraf neemt uit de struiken een tak met kleurrijke lintjes eraan. Hij legt hem voor de voeten van de twee kinderen.

“Dit is een praatstok. Dit werd vroeger gebruikt bij indianenstammen door de stamoudsten. De stamoudste die de praatstok vasthield mocht niet onderbroken worden. Pas wanneer je de praatstok kreeg mocht je praten.” legt de Giraf uit.

“Leon, wil jij beginnen? Neem de praatstok vast en vertel eens..” vraagt de Giraf.
Leon neemt de praatstok met de kleurrijke lintjes.
“Ik wil die weg nemen want ik wil zo snel mogelijk naar mama!” snikt Leon. “Dat is de gemakkelijke weg en dan zullen we…”
“Maar het blijft niet GEMAKKELIJK!” komt Adida ertussen.
“Neen, Adida, jij mag niet praten! Je hebt de stok niet vast. Je moet je beurt afwachten!” reageert de Giraf een beetje boos. “ Leon, wil je nog iets zeggen?”
“Ik wil weg…” zegt hij met een pruillipje.
“Oké,” zegt de Giraf. “Ik begrijp je en we gaan je helpen. Geef je de stok nu aan Adida?”
Adida neemt de stok aan. “Leon, ik wil je echt alleen maar helpen. Die gemakkelijke weg is volgens mij een valstrik. De moeilijke weg wordt een uitdaging en denk aan wat ik je eerder zei….

Wees niet bang.
Je bent niet alleen.
Samen komen we er wel doorheen.

“Oké,” zegt Leon,”ik geloof je…”

Adida stapt naar Leon en geeft hem een dikke knuffel.

“Zo,” zegt de Giraf met een glimlach, “dat hebben jullie goed gedaan! Zet jullie tocht maar snel verder voor het donker wordt. Neem de praatstok mee in jullie rugzak, misschien komt hij nog eens van pas.”

“Dankjewel, Giraf!” zeggen de kinderen in koor.

En zo gaan onze vriendjes terug op stap. Hun tocht zal niet gemakkelijk zijn en stap voor stap zal hun rugzak steviger worden. Toch vatten ze hun tocht aan met veel zin en goesting. Ze zijn zo enthousiast dat ze een liedje beginnen te zingen.

‘Een tocht door de Klimming tititi titididi’

Plots zien ze in de verte een deur met een groot cijfer 1 erop. Leon rent naar de deur en trekt aan de hendel. Maar er gebeurt niets. Hij probeert het nog een keer.

“GNNNNN… Hé, die deur wil niet opengaan! Adida, kom eens helpen!!” roept Leon.
“Neen, Leon. Dat lukt niet, ik ben hier al geweest. We moeten wachten op de Uil. Hij zal ons helpen om binnen te gaan.” Zegt Adida.

En inderdaad, even later komt de Uil aangevlogen. Hij landt op de dikke tak naast de deur.
“Hallo, beste vriendjes!” zegt de Uil vriendelijk.
Leon moet een beetje lachen als hij de Uil ziet, hij heeft een bril op.
“Lieve Uil, wij willen door de deur, kan jij ons helpen?” vraagt Adida.
“Natuurlijk, maar eerst moeten jullie voor mij een raadseltje oplossen. Zijn jullie er klaar voor?” 
“Ja.” zeggen onze vrienden in koor.
“Goed, hier zien jullie een raadsel…

Wat is er speciaal aan dit getal?
831924567

“Wow, wat een groot getal, dat kan ik nog niet lezen!” zegt Leon verbaast.
“Probeer de cijfertjes eens apart te lezen..”stelt Adida voor.
“Acht, drie, één, negen, twee, vier, vijf, zes, zeven.” leest Leon.
“Mmm…” zegt Adida. “Er is toch iets vreemds met die getallen… Leon, ken jij het alfabet?”
“Ja, hoor.” zegt Leon enthousiast. ”Mijn mama leerde mij daar een liedje over!” Blij begint Leon te zingen…

“A B C D E F G
H I J K L M N O P
Q R S T U V W
X Y Z doen ook nog mee
A B C tot X Y Z
dat zijn de letters van het alfabet”

“Ha, ik weet het!!” gilt Adida. “Het zijn alle letters van 1 tot en met 9 én ze staan volgens het alfabet in een rijtje!”
“Wauw, dat hebben jullie goed gedaan!” zegt de gebrilde Uil.
Adida en Leon geven elkaar een high-five!
“Op naar de volgende deur!” De Uil vliegt voorop en landt op een tak naast de deur met nummer 2 erop.

“Dit is het raadsel dat bij deur nummer 2 hoort…

“Welk dier bestaat voor het grootste deel uit wol?”

“Ik weet het, ik weet het, ik weet het…” Leon springt zenuwachtig rond met zijn vinger in de lucht. “Een schaap!”
“Neen, dat is niet juist, maar dat heb je heel goed geprobeerd! Denk nog eens heel goed na, Leon. Welk dier bestaat voor het grootste deel uit wol?”
“Mmmm, een dier… wol… grootste deel… maar ja dat is het! Een wolf! De eerste letters van wolf zijn wol!”
“Inderdaad, Leon! Je hebt gelijk! Goed gedaan! Op naar de 3e poort!” En weer vliegt de Uil voorop, naar de 3e deur.

“Dit is het allerlaatste raadsel, denk goed na voor je antwoord. Want je eerste antwoord moet ik meteen aannemen.”
“Daar gaan we… Wie kan er hoger springen dan een berg? Denk goed na, hé!”

“Mmm…oké Leon, dit moet ons ook lukken? Wie kan er heel goed springen? Een kangoeroe, een sprinkhaan, een konijn,… Maar wie kan er hoger dan een berg en hoe hoog is die berg dan?” denkt Adida na.
“Maar Adida, ik snap het raadsel niet…” zegt Leon met gefronste wenkbrauwen. “Uil vraagt wie hoger kan springen dan een berg maar… een berg kan toch helemaal niet springen ofwel?”
“LEON… je bent geniaal. Dat is het! Het is een fopraadsel! Een berg kan helemaal niet springen dus IEDEREEN kan hoger springen dan een berg! Uil, ons antwoord is IEDEREEN!” gilt Adida.

“Proficiat Leon en Adida, dat hebben jullie prachtig gedaan! Jullie mogen door de laatste deur. Jullie krijgen dit nog mee van mij… het is een boek… bewaar het goed… neem het mee in jullie rugzak…misschien zal je het nog nodig hebben.”
Adida en Leon zijn zo blij dat ze samen in het rondspringen.

“Nog een laatste tip… ga door de deur en zoek snel een slaapplaats voor de nacht want het wordt nu snel donker…” waarschuwt de Uil.
Adida en Leon bedanken de Uil nog een laatste keer en stappen hand in hand door de laatste deur.

Het wordt inderdaad al donker en killer. Samen gaan ze vol goede moet terug op weg tot Leon struikelt en zijn voet bezeerd.
“Aauuuwiee…” snikt Leon. Hij wrijft over zijn pijnlijke enkel. “Ik kan niet meer stappen, wat moeten we nu doen… het is al bijna helemaal donker. Ik ben bang, Adida.”
“Lieve Leon, ik help je wel. Kom, klim in mijn rug, ik draag je wel.” zegt Adida troostend.
Adida neemt Leon in haar rug en zo gaan ze samen terug op weg.

“Wees niet bang.
Je bent niet alleen.
Samen komen we er wel doorheen.”

“Ik denk dat we in de buurt zijn van Olifant. Hij zal ons vast en zeker kunnen helpen.” zegt Adida.
En ja, inderdaad. In de verte staat een grote olifant tegen een boom. Met zijn grote oren hoort hij onze vrienden al snel aankomen. Hij stapt dan ook meteen op hen af.

“Maar wat is er gebeurd?” vraagt de Olifant bezorgd.

Door zijn tranen door ziet Leon dat de Olifant ook een bril draagt.
Best grappig. Maar hij is zo moe en heeft zoveel pijn dat hij niet kan lachen.

Adida vertelt meteen het hele verhaal aan de Olifant. Ondertussen verzorgt hij de pijnlijke enkel van Leon. Hij spuit er water op met zijn slurf en legt er blaadjes van een oranje struik op.
Daarna legt hij Leon dicht bij hem. Leon kruipt dicht tegen Olifant aan want het is ondertussen frisjes geworden. Ook Adida is ontzettend moe en valt al snel naast Leon in slaap.
Wanneer Leon en Adida wakker worden is Olifant weg. Ze kijken in het rond maar hij is nergens meer te zien.

“Hoe gaat het met je enkel?” vraagt Adida bezorgd.
“Ik weet het niet, het doet niet meer zo’n pijn. Maar zal ik kunnen stappen?” vraagt Leon zich af.
“Wacht, we proberen samen.” Adida neemt Leon bij zijn arm en helpt hem opstaan. Leon hinkt op één been. Maar dan probeert hij zijn andere voet neer te zetten. Eerst heel zachtjes… dan probeert hij een stapje te zetten… en nog één en nog één …

“Hé, het lukt!” schrikt Leon. “Ik voel het wel nog een beetje, maar het lukt. Die blaadjes van de oranje struik moeten echt wel gewerkt hebben.”

Ondertussen komt Olifant tussen de bomen. Op zijn rug liggen allemaal lekkere dingen. Hij was eten gaan halen voor Leon en Adida.

“Zo, jouw enkel ziet er al veel beter uit!” glimlacht de Olifant.
“Ja, dankzij jouw hulp. Dankjewel!” Leon pakt de poot van de Olifant vast en geeft hem een stevige knuffel.
“Graag gedaan! En nu iets eten! Want jullie hebben nog een heuse tocht voor de boeg!”

Wanneer hun buikjes gevuld zijn nemen de kinderen afscheid van de Olifant. Hij geeft hen nog een doosje met blaadjes van de oranje struik mee, mochten er nog iets gebeuren…

“Mmm…waar moeten we nu naartoe? Ah… daar is nog een wegwijzer….Kom, Leon!”

Na een tijdje stappen…

“Pfffft… is het nog ver Adida? Ik heb geen zin meer!” zeurt Leon.
“Komaan Leon, niet zeuren. Nog even, we moeten vooruit! Terugkeren is geen optie!” “PFFFRRRRRT…” Leon steekt zijn toch uit naar Adida.

Net als Adida wil reageren, komt er een aap aangezwierd. Hij springt van de ene tak naar de andere tak. Hij maakt kabaal voor wel twintig apen.
Met een laatste sprong komt hij terecht tussen Adida en Leon.
“Hallootjes, alles okidoki?” komt de Aap tussenbeide.
Leon kijkt nog eens goed naar de Aap. Ziet hij dat goed, heeft de Aap een bril op?

Plots begint de Aap rond te springen en te dansen. Hij neemt een groot blad en doet alsof hij gitaar speelt. Hij fluit er terwijl een vrolijk liedje bij.
Dan rent hij naar Adida en doet hij alsof hij vlooien uit haar mooie vlechtjes haalt.

Leon schiet in de lach als hij het verbaasde gezicht van Adida ziet. Hij giert het uit van het lachen. Adida kan zich zelf niet inhouden als ze Leon ziet lachen. Al vlug liggen ze samen buiten adem van het lachen op hun rug in het gras.

“Zo, hou dit plezier in je gedachten!” zegt de Aap nu een beetje serieuzer. “Ga terug samen op pad, neem deze banaan mee. En als je het moeilijk krijgt op je tocht, kijk dan naar deze banaan en denk aan het plezier dat je hier samen met mij beleefde…”
Leon en Adida hebben echt wel weer de smaak te pakken. Ze zingen hun liedje uit volle borst.

‘Een tocht door de Klimming tititi titididi’

Ze zingen steeds luider en luider, zo luid zelfs dat ze niet eens merken dat er plots een grote leeuw naast hen staat.
Leon schrikt op wanneer hij de leeuw ziet. Hij springt meteen achter Adida. Hij piept even vanachter de schouder van Adida en dat ziet hij het brilletje op de neus van de leeuw staan.

“Waar zijn jullie mee bezig?” zegt de Leeuw streng.
“Zingen…” zegt Adida met een bibberend stemmetje.
“Zingen? Noemen jullie dat zingen? Ik noem dit kabaal maken! Jullie maken zoveel kabaal dat jullie niet eens de prachtige omgeving zien waar jullie doorlopen.” zegt de Leeuw een beetje geërgerd.
“Maak het liever eens een beetje stil en geniet eens van de mooie dingen rondom jullie. Kijk eens goed, zien jullie die prachtige bloemen, die kleine diertjes, die witte pluizige wolken?”

Leon en Adida kijken rond zich en inderdaad de Leeuw heeft gelijk. Ze zijn al zingend op een prachtige plek gekomen en ze hadden het niet eens gemerkt.
“Wauw, je hebt gelijk. Wat jammer dat we hier bijna voorbij gelopen waren zonder het op te merken. Sorry daarvoor, Leeuw.” zegt Adida een beetje verlegen.

“Probeer dit mee te nemen in je leven. Neem de tijd om te kijken, om te luisteren, om te voelen en om stil te staan bij mooie dingen die je tegenkomt. Om er voor te zorgen dat je dit niet vergeet, neem je dit kaarsje mee in je rugzak. Steek het af en toe aan en neem de tijd om het stil te maken.”
“Ok, Leeuw. We zullen dit zeker doen, beloofd!”
“Kom,” zegt Leeuw,” ik zal jullie terug op de goede weg zetten. Nog een klein stukje en dan is het einde in zicht.”

Samen wandelen ze naar de voet van de grote Klimmingberg.

“Zo,” zegt de Leeuw. “Zie je die twee zebra’s daar? Ga naar ze toe, zij zullen jullie helpen om de top te bereiken.”
“Dankjewel, Leeuw, dankjewel om ons de stilte te leren kennen.”

Wanneer ze bij de zebra’s aankomen, ziet Leon al niet meer dat ze een bril op hebben. Hij is zo zenuwachtig. Bijna zijn ze bij Tovenaar Lodewijk. Bijna kan hij naar huis, naar mama… Maar wil hij dat eigenlijk nog wel?

“Hallo Zebra’s, we willen jullie graag wat vragen.
De Leeuw vertelde ons dat jullie ons kunnen helpen om naar de top van de berg te gaan. Kunnen jullie dat?” vraagt Adida.
“Natuurlijk,” antwoordt de ene zebra.
“Wij zullen jullie aanwijzingen geven, maar uiteindelijk zullen jullie het zelf moeten doen.”
“Zijn jullie bereid om deze aanwijzingen op te volgen?” vraagt de andere Zebra.
“Ja, natuurlijk!” zeggen Leon en Adida in koor.

“Goed, spits dan nu goed je oren! Zie je dat touw daar? De berg is ontzettend steil… Wanneer je je niet vastmaakt aan dat touw dan kan je vallen. Maar jullie moeten op elkaar vertrouwen, jullie zullen aan elkaar verbonden zijn met het touw.”

Adida en Leon maken zich vast aan het touw. Met de Zebra’s voorop beginnen ze aan de beklimming van de steile Klimmingberg.

“Komaan, Adida.” pept Leon Adida op. “Denk aan wat je al zo vaak tegen mij zei…

Wees niet bang.
Je bent niet alleen.
Samen komen we er wel doorheen.”

Adida kijkt over haar schouder. “Je hebt gelijk, Leon. Samen komen we er wel doorheen!”
Samen vinden ze de kracht om de steile Klimmingberg te beklimmen. Wanneer ze boven komen vallen ze elkaar in de armen.

“Goed gedaan!” zeggen de Zebra’s. “Neem een stukje van jullie touw mee in jullie rugzak. Als je naar dit touw kijkt, denk dan aan de kracht die jullie hebben als jullie samenwerken.”

Adida en Leon nemen afscheid van de twee zebra’s. Ze zwaaien tot ze ze niet meer zien. Wanneer ze zich omdraaien zien ze dat ze voor een deur staan. Tovenaar Lodewijk staat er in sierlijk letters op een bordje geschreven. Naast de deur hangt een bel. Het is een doosje met een knopje ‘hier bellen’.

“Komaan, Leon. Druk op de bel!” spoort Adida Leon aan.
Leon strekt zich uit en drukt op de bel. TRRRRRRRIIIINNNG
Er gaat een lampje boven de bel branden. ‘Kom binnen’ staat er naast geschreven.

Adida opent de deur, ze neemt Leon’s hand stevig vast.

Wees niet bang.
Je bent niet alleen.
Samen komen we er wel doorheen.

Samen stappen ze een kamer binnen.
De kamer ziet er prachtig uit. Overal hangen er mooie kunstwerken. Kunstwerken gemaakt door kinderen met de meest fantastische kleuren. Adida en Leon staan er met open mond naar te kijken.

Tot plots…

“Euheum…kan ik jullie helpen?” klinkt een stem.

Adida en Leon schrikken op en draaien zich in de richting van de stem.
Daar staat de Tovenaar Lodewijk waar ze al die tijd naar op zoek waren. Hij draagt een mooi gewaad met dezelfde prachtige kleuren als op de kunstwerken, het is alsof hij zelf een kunstwerk is.

Leon knijpt zijn ogen tot spleetjes en tuurt naar het gezicht van Tovenaar Lodewijk. Hij heeft ook een bril op! Wat raar, denkt Leon bij zichzelf…

“Meneer de Tovenaar…” begint Adida. ”Leon en ik hebben een lange tocht afgelegd.  Leon is een jaar geleden aangekomen in ons prachtig Land van de Klimming. Toen hij hier aankwam was hij heel verdrietig en wilde hij liever naar huis. Daarom zijn we helemaal tot bij u op uw berg gekomen, om uw raad te vragen.”

“Wees welkom dan,” zegt de Tovenaar met een rustige stem. “Mmm, laat me even denken. Ik zie dat jullie een stevig gevulde rugzak hebben, laat mij eens zien wat jullie allemaal beleefd hebben.”

Samen pakken Leon en Adida hun rugzak uit en vertellen bij alles wat er in zit wat ze beleefd hebben.

Ze vertellen zo enthousiast over  Giraf en zijn praatstok, over Uil en zijn boek, over Olifant met de oranje blaadjes, over Leeuw en het kaarsje en over Zebra’s met het touw.

Ze vertellen uren aan een stuk tot Tovenaar Lodewijk hen onderbreekt.

“Wat een avonturen hebben jullie beleefd! En steeds hebben jullie elkaar door dik en dun gesteund. Jullie hebben hulp gekregen van heel veel gebrilde gidsen die jullie door moeilijke momenten geloodst hebben. Adida, jij hebt je verantwoordelijkheid voor Leon opgenomen! Proficiat daarvoor, jij verdient een pluim! Leon, jij bent deze tocht ongelukkig begonnen, met heel veel tranen. Hoe voel je je nu?”

Leon fronst zijn wenkbrauwen en denkt even na voor hij antwoordt. “Het is raar, meneer de Tovenaar…
Ik voel me niet meer verdrietig, ik voel me goed. Ik ben blij dat ik zo ver geraakt ben en dat Adida bij me was. Zij heeft ervoor gezorgd dat ik niet langer bang was, dat ik mijn traantjes vergat.”

“Dus als ik het goed begrijp, is jullie missie geslaagd?! Nogmaals een dikke proficiat voor jullie allebei. Nu staat er jullie nog één ding te doen… Afscheid nemen van elkaar…” zegt de Tovenaar.

“Wat zegt u??” schrikt Leon.

“Ja, Leon. Tovenaar Lodewijk heeft gelijk… Ik moet afscheid nemen van het Land van de Klimming. Ik vertrek naar een ander land. Mijn tijd is hier op. Ik heb ondertussen negen jaar gewoond in het Land van de Klimming. Ik moet nu verder.” Adida kijkt Leon met tranen in haar ogen aan.

“Maar Adida…” Leon neemt Adida stevig vast. Hij duwt zijn gezicht in haar mouw zodat ze zijn traantjes niet kan zien.

“Wees niet verdrietig, Leon. Ik zal jou nooit vergeten, denk aan…

Wees niet bang.
Je bent niet alleen.
Samen komen we er wel doorheen.”

Tovenaar Lodewijk legt zijn hand op de schouder van Leon. “Het is tijd om dag te zeggen, wees niet bang. Adida zal nog op bezoek komen in het Land van de Klimming. Af en toe zal je haar nog zien.”

Leon en Adida geven elkaar nog een laatste knuffel. Dan krijgt Adida een mooi papier van Tovenaar Lodewijk en verdwijnt door de tweede deur in de kamer.

“Zo, Leon. Nu is het jouw beurt! Ik stuur jou terug naar beneden, naar de poort waar jij een jaar geleden voor stond. Nu zal jij zorgen voor een kindje dat daar staat te wachten. Wees net Adida voor dat kind. Als je problemen hebt, weet dan dat ik hier altijd voor je klaar sta. Mijn deur staat steeds open voor iedereen in het Land van de Klimming!”

Tovenaar Lodewijk neemt Leon bij zijn hand en neemt hem mee naar buiten, daar staat een prachtige adelaar te wachten.

“Leon, deze Adelaar zal jou naar de poort brengen. Het ga je goed, Leon!”

Leon neemt plaats in de mand op de rug van de Adelaar. De Adelaar duwt zich af, spreidt zijn vleugels en zet zijn vlucht in. Leon kijkt nog één keer achterom en ziet Tovenaar Lodewijk zwaaien. Leon zwaait terug tot hij hem niet meer ziet…